1. Wat is prikangst? 

Een prikje niet fijn vinden is heel normaal, bijna iedereen zal dat herkennen. De meeste kinderen kunnen desondanks toch een prik verdragen. Bij sommige kinderen kan die angst voor prikken echter zo groot worden dat het niet meer lukt om een glucosewaarde te prikken of insuline te injecteren. Dan spreken we van prikangst. 

Prikangst kun je op elke leeftijd krijgen, ook als puber. Zelfs als het jarenlang goed is gegaan, kan een nare ervaring opeens angst en weerstand opleveren. 
 

2. Is er verschil tussen angst voor prikken en angst voor injecteren? 

Bij angst voor de vingerprik speelt de angst voor bloed vaak een rol. Kleine kinderen vinden bloed erg eng. Tot aan de basisschoolleeftijd hebben ze een heel andere manier van denken: dit is de fase van fantasiedenken, ook wel magisch denken genoemd. Bij het zien van een druppel bloed kunnen ze bijvoorbeeld bang zijn dat hun lichaam leegloopt. Bij het injecteren van insuline kunnen ze angstig zijn dat er iets onbekends wordt ingespoten dat niet in hun lichaam thuishoort. Het is dus belangrijk om in deze fase rekening te houden met die fantasiewereld. Leg uit dat het bloeden vanzelf stopt en dat insuline geen enge of gevaarlijke stof is. Om te weten waar ze precies bang voor zijn, moet je vaak goed doorvragen. 
 

3. Hoe groot is de rol van de ouders bij prikangst? 

Kinderen hebben voelsprieten: zo jong als ze zijn voelen ze haarfijn aan wat hun ouders voelen. Als ouder kun je proberen te verbergen dat je angstig bent, maar een kind merkt dat feilloos. Is prikken dus voor jou als ouder een issue, dan is het niet overbodig om daar iets aan te doen. Datzelfde geldt voor broertjes en zusjes en zelfs voor opa’s en oma’s. Wanneer vingerprikken en insuline injecteren zorgt voor een gespannen sfeer, is het niet gek dat je kind die spanning overneemt. In een familie reageer je nou eenmaal op elkaar. Om je kind te kunnen helpen is het echt nodig dat je als ouder goed in je energie staat, dat je vertrouwen uitstraalt. Dat is helpend voor je kind. 
 

4. Hoe ontstaat prikangst bij kinderen? 

Soms ontstaat prikangst geleidelijk. Je hebt een druk leven, in de ochtend is het haasten om de kinderen op tijd op school te krijgen en het ritme lijkt soms te snel te gaan om diabetes erin te kunnen passen. We hebben simpelweg niet de tijd en het geduld die daarvoor nodig zijn. In die hectiek wordt er vaak makkelijk over een prikmoment heen gepraat: het moet nou eenmaal dus doe het nou maar even. Daarbij wordt een kind niet gehoord. 

Soms ontstaat prikangst ook in één keer, bijvoorbeeld na een nare ervaring. Als een kind te horen krijgt dat het geen pijn doet maar wél pijn ervaart, wanneer het afgeleid wordt en plotseling die prik voelt, of wanneer een zorgverlener even te snel doorpakt bijvoorbeeld. Zo’n nare ervaring kan acuut prikangst opleveren. Het is dus vanaf het begin belangrijk om er op een inlevende manier mee om te gaan. Luister naar een kind en kijk samen welke stappen je gaat nemen. Liegen over wat er gaat gebeuren is zinloos, dreigen evenmin. De angst moet erkend worden en vandaaruit zoek je naar een manier om met de angst om te gaan.
 

5. Bang voor prikken: hoe voorkom je dat elke prik een drama wordt? 

Leg je kind op het niveau van zijn leeftijd uit waarom die prik nodig is. Positief taalgebruik kan daarbij helpen. Zeg bijvoorbeeld niet: ‘Je moet nu een vingerprik’, maar wel: ‘Je mag nu een vingerprik zodat je daarna iets lekkers kunt eten’. Bedenk samen een proces waarbij je als ouder de regie houdt, maar waarbij je kind wel inbreng heeft. Laat hem bijvoorbeeld de spullen klaarleggen of aftellen tot de prik. Het moet een eigen ritueel worden. Maak het ritueel alleen niet steeds groter, want dan duurt het te lang en bouw je de spanning alleen maar op. 
 

6. Hoe helpt de spanningsthermometer? 

De spanningsthermometer loopt op papier van groen naar rood. Door het proces van prikken helemaal uit te splitsen, kun je kijken waar de spanning precies zit: zit het al in het klaarzetten van de spullen of is het de prik zelf? Kinderen kunnen vaak goed aangeven op welk moment de thermometer in het rood schiet. 

Dan kun je onderzoeken wat er nodig is: welke gedachte of gevoel heb je bij een handeling en welke gedachte of gevoel zou je willen hebben? Daar kun je dan een passende oplossing voor bedenken. Zo help je een kind sterker te maken; om van ‘ik kan dit niet’ te gaan naar: ‘ik kan dit’. 
 

7. Helpt het om kinderen meer controle te geven? 

Zelfs bij jonge kinderen die diabetes type 1 krijgen, zien we dat ze door het verlies van gezondheid ook een controleverlies ervaren. Dus ook bij jonge kinderen willen we graag die controle teruggeven. Dat kun je doen door ze zelf diabeteshandelingen te laten verrichten. Onderzoek met kleine stapjes wat je kind al zelf kan doen. Misschien kan je kind nog niet zelf prikken, maar kan het wel helpen om spullen klaar te maken. Je ziet kinderen groeien als je ze betrekt. 
 

8. Extreme prikangst: wat te doen? 

Een psycholoog of pedagogisch medewerker kan hulp bieden als een kind extreme prikangst heeft. Soms is het ook goed om te kijken naar de thuissituatie, dan zie je het grote geheel en kun je op microniveau kijken waar de kink in de kabel zit. Is er te veel of juist te weinig regie? Wordt er naar het kind geluisterd? Er kan ook iets anders achter zitten; soms wordt een kind gepest op school. Kinderen kunnen niet altijd woorden geven aan wat er precies speelt, maar met tijd en aandacht krijg je dat boven water. Alle kinderen zoeken op een bepaalde manier naar erkenning. Ze voelen iets, hebben ergens last van en willen graag dat hun ouders dat zien. 
 

9. Kun je prikangst voorkomen? 

Het belangrijkste is zorgen dat je als ouder zelf geen prikangst hebt. Heb je er last van, ga daar dan mee aan de slag. Verder is het belangrijk om het gevoel van je kind te erkennen. Het is oké om het spannend of verdrietig te vinden, het mag even zeer doen. Wuif die gevoelens niet weg; diabetes blijft en moet je meenemen in je leven. 
 

10. Hoe kun je de angst voor pijn verminderen: tips voor prikangst? 

Om de angst voor pijn weg te nemen kun je Emla crème, ijs of de toverhandschoen gebruiken. Maar die doen meer met je hoofd dan met de daadwerkelijke pijn. Sommige kinderen bouwen door Emla crème juist spanning op omdat ze een uur moeten wachten. Dan schiet de spanningsthermometer in het rood en dat helpt niet. Verder kun je de Buzzy proberen, een klein hulpmiddel in de vorm van een bij of lieveheersbeestje. De vleugels bestaan uit koude pads die de huid verdoven en het figuurtje zelf vibreert. Dat brengt de zenuwen in de war waardoor de prik minder pijnlijk wordt. 

Er zijn ook hulpmiddelen die spuiten en prikken minder spannend maken, zoals de i-port. Maar soms is het plaatsen van de i-port erger dan de prikjes van de insulinepen. Je moet het dus per kind bekijken. En in alle gevallen is het beter om de prikangst zelf aan te pakken. 
 

11. Wat kun je verder doen om het voor je kind makkelijker te maken? 

Er is niet één ding dat voor elk kind werkt. Ga dus onderzoeken waar jouw kind goed op reageert. Een liedje zingen als afleiding of wiebelen met je tenen bijvoorbeeld. Andere kinderen willen juist veel structuur; benoem dan alle handelingen of geef ze een stukje controle. 

Meer over diabetes en kinderen? 

Alles over sporten, voeding, alcohol, school, pompsystemen en opgroeien met diabetes. 

Nieuwsbrief melding

Altijd op de hoogte?

Ontvang 4x per jaar de nieuwste diabetes technologie in je mailbox.